Woordenboek

In dit woordenboek1 vind je verklaringen van de meest gebruikte termen m.b.t. e-leren.
Table of Contents

A

  • Affiniteit: verwantschap in geestelijk opzicht
  • Applicatie: toepassing
  • Asynchroon: Asynchroon leren is een leersituatie waarbij cursisten individueel leren via een computernetwerk. Ze maken dan niet tegelijk met anderen contact met het netwerk om samen te kunnen werken. E-mail is asynchroon, chatten is synchroon, bloggen is asynchroon, telefoon is synchroon.
  • Audioconferencing of telefonisch vergaderen is een goedkoop en effectief alternatief voor het reizen naar de verschillende vergaderlocaties. Bespaar op reistijd en reiskosten door audioconferencing effectief in uw organisatie in te zetten!
  • Audiofragment: Een fragment dat kan beluisterd worden (audio, afkomstig uit het Latijn: “Ik hoor”)
  • Augmented reality: Is een combinatie van eleAvatar Gebruikersplaatje dat gebruikt word op forum of internet. Het is klein, meestal tussen 48 X48 en 125 x 125 pixels groot.
  • Authentieke context: De echte context, context die je zelf kan ervaren en beleven tegenover de context die je in leerboeken aantreft.
  • Authoring tools: Web authoring' is in wezen niet meer dan een duur woord voor het maken van webpagina's. In het kader van deze ICT en onderwijs wiki is het iets meer dan dat:het gaat dan om het maken van een samenhangende reeks webpagina's bedoeld voor het geven van onderwijs.
  • Avatar:Gebruikersplaatje dat gebruikt word op forum of internet. Het is klein, meestal tussen 48 X48 en 125 x 125 pixels groot. Avatars staan meestal onder of naast de nickname.

top

B

  • Back-up: Een reservekopie/veiligheidskopie van gegevens die zich op de gegevensdrager bevinden. Meestal gaat het over de harde schijf van een computer. Indien de harde schijf defect is, kunnen gegevens niet verloren gaan.
  • Bandbreedte: eng. Bandwidth
  • Beamer: Een projecter voor video- of computerbeelden.
  • BE-ODL: het Belgian Network for Open & Distance Learning
  • Browsen: Letterlijk “bladeren”. Enerzijds bladeren door bestanden op een eigen computer, anderzijds het navigeren op internet (ook wel surfen genoemd).

top

C

  • Cd-rom: Compact Disk read only memory, een beschrijfbare cd waarop je gegevens eenmaal kan kopiëren.
  • Chatprogramma: Een softwareprogramma dat mensen in staat stelt om berichten naar anderen te sturen
  • Coach: Iemand die adviseert en begeleidt, ook wel tutor genoemd.
  • Coaching: Een Engelse term die gemakkelijk voor veel verschillende begeleidingsvormen gebruikt wordt. Dergelijke synoniemen van die begeleidingsvormen zijn supervisie, mentoring, counseling, therapie enzovoort. Coaching is in feite een specifieke vorm van begeleiden. Een definitie: Coaching is een vorm van persoonlijke begeleiding op basis van een gelijkwaardige één-op-één-relatie. De coachee leert, de coach ondersteunt dit leerproces. Binnen het coachingstraject worden de doelen vooraf bepaald. Doel van de coaching is het vergroten van de persoonlijke effectiviteit van de coachee. Coaching van groepen is echter ook mogelijk. De coach zoekt dan naar collectieve patronen in gedrag en denken in de groep.
  • Communities : gemeenschappen, mensen die op grond van een gemeenschappelijke eigenschap een band, relatie met elkaar hebben. (Zie ook virtuele gemeenschap)
  • Compliance: Een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving
  • Computer-based training: Educatief materiaal dat op een cd-rom bij een boek wordt geleverd of gedownload kan worden van een internet site. De interactieve component met een netwerk ontbreekt hier vaak.
  • Computernetwerk: Een systeem voor communicatie tussen twee of meer computers.
  • Concept: een basisidee van waaruit men vertrekt.
  • Constructivisme: Een stroming binnen het onderwijs die ervan uitgaat dat kennisoverdracht geen passief gebeuren is, maar dat kennis het gevolg is van het individueel construeren van een eigen betekenisgeving door ervaring, achtergrond en houding. Het leerproces is belangrijker dan 'weten' en verschillende leerlingen hebben verschillende leerstijlen waar de leraar rekening mee moet houden.
  • CSCL: computer ondersteunend samenwerkend leren.
  • Curriculum: leerprogramma van de school. Het curriculum wordt door scholen zelf ingevuld zodat het voldoet aan de leer- en einddoelen. De ene school laat hierbij al meer ruimte tot flexibel werken dan de andere.

top

D

  • Databanken: Een database, gegevensbank of databank is een digitaal opgeslagen archief, ingericht met het oog op flexibele raadpleging en gebruik. Databases spelen een belangrijke rol voor het archiveren en actueel houden van gegevens bij onder meer de overheid, financiële instellingen en bedrijven, in de wetenschap, en worden op kleinere schaal ook privé gebruikt.
  • Digitaal leermateriaal: Een digitaal signaal is in essentie een reeks gehele getallen. Deze reeks getallen kan een analoog elektrisch signaal representeren, bv. een geluidssignaal (audio) of een beeldsignaal (video). Het omzetten van een analoog signaal naar een digitaal signaal noemt men analoog-digitaal (AD) conversie. Deze digitale representatie van een analoog signaal heeft vele voordelen: de opslag, verwerking en transmissie van het digitale signaal (de reeks getallen) kan in theorie foutvrij verricht worden; fouten of onnauwkeurigheden zijn uitsluitend bij de AD-conversie onvermijdelijk.Dit is in tegenstelling tot analoog: het werken met waarden in een continuüm zonder stappen.Zowel digitale als analoge technieken kunnen worden gebruikt voor de opslag en overdracht van informatie, de werking van een instrument, of de manier waarop een waarde wordt weergegeven.
  • Digitale generatie: huidige generatie die leert aan de hand van wedstrijden, experimenten, praktijkervaring, spelletjes. En bij elk van deze methodes van informeel leren speelt, onder een of andere vorm, ook een ICT-component mee.
  • Digitale kaart: kaart in digitale vorm. Bijvoorbeeld op een GPS-toestel
  • Digitale uitzendingen: een vorm van radio of televisie waarbij de informatie digitaal wordt uitgezonden. Digitale uitzendingen kunnen via satelliet, kabel, ether, glasvezelkabel en breedbandinternet lopen.
  • Dotcom crash: We gaan terug in de tijd. Onder de ICT'ers onder ons is het nog vers in hun geheugen gegrift. De opkomst van het Internet, de hype en vervolgens de 'Dot.Com-Crash' in 2000. De crash was het gevolg van een te snelle groei van Internet. Het internet werd gezien als de nieuwe economie.De strategie die destijds door veel internetbedrijven werd gehanteerd was: zoveel mogelijk websites maken in een zo'n kort mogelijke tijd. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat er een enorme saturisatie van informatie ontstond op het Internet. Hierdoor konden veel Internetbedrijven hun beloftes niet nakomen omdat de voorspelde massa's klanten niet werden bereikt. Het gevolg was de dotcom-crash. Sindsdien zijn bedrijven en investeerders een stuk terughoudender. De werkplekken van kantoorgebouwen met luxe foyers hebben weer plaatsgemaakt voor de zolderkamers van pa en ma.

top

E

  • Earthquest: Een variant op de webquest. Het maakt gebruik van Google Earth. De leerlingen maken bij deze webquest kennis met verschillende aardrijkskundige, geografische en topografische aspecten.
  • E-book: Een e-book of eBook is een elektronische versie van een boek. Je kunt het boek met behulp van speciale software op een beeldscherm lezen en er vaak ook digitale notities bij maken. E-books worden meestal door uitgevers gepubliceerd en kunnen ook met behulp van een PDA worden gebruikt.
  • Educatie: Opvoeding, vorming
  • Educatieve game: een opvoedend, vormend computerspel.
  • E-learning: Leeractiviteiten waarbij je interactief gebruik maakt van een computer die verbonden is met een computernetwerk. Een andere definitie van e-learning (in brede zin) is: elke leervorm die gebruik maakt van een computernetwerk voor distributie, communicatie over en weer en facilitering. E-learning begint net zoals de woorden e-mail, e-zine, e-business en e-commerce met een 'e'. Deze e duidt op een elektronische component: in dit geval duidt de 'e' op het gebruik van de elektronische snelweg (internet) en de bijbehorende technologie. E-learning wordt vaak gezien als een goed middel om distance learning (of afstandsonderwijs) mogelijk te maken. Dit komt door de eigenschappen van e-learning: het maakt plaats- en tijdonafhankelijk onderwijs mogelijk. E-learning richt zich op: 1) Het leerproces zelf, zowel individueel als in groepsverband. 2) Het ontwikkelen en beheersen van leermateriaal en leerprocessen 3) Het organiseren van leeractiviteiten. E-learning kan gebruikt worden op scholen (bijvoorbeeld bij Regionale Opleidings Centra, HBO-instellingen of Universiteiten) en binnen bedrijven, in het laatste geval spreekt men dan vaak van "corporate e-learning". Het organiseren van leeractiviteiten. E-learning kan gebruikt worden op scholen (bijvoorbeeld bij Regionale Opleidings Centra, HBO-instellingen of Universiteiten) en binnen bedrijven, in het laatste geval spreekt men dan vaak van "corporate e-learning".
  • E-mail: Het versturen van digitale boodschappen van een computer naar een andere computer (e = electronic)
  • Ervaringsleren: concreet ervaren of ondervindend leren. Het opdoen van werkelijke ervaring met de realiteit staat hier centraal. Belangrijk hierbij is dat men zonder vooroordelen met een zeker inlevingsvermogen openstaat voor nieuwe ervaringen.

top

F

  • Face-to-face overleg: niet-digitaal overleg.

top

G

  • Game: een game is een virtueel 'spel'. Het heeft een doel dat bereikt moet worden door het overwinnen van hindernissen. Bepaalde regels moeten gevolgd worden binnen een context van de game. Een game bevat meestal een competitie-element en er kan geëxperimenteerd worden met verschillende rollen of karakters.
  • Gamebased leren: Leren door middel van een 'game'.
  • Game-flow: de volledige betrokkenheid in het spel (de game)
  • Gamegedrag: het gedrag dat verwijst naar de acties of de reacties van een voorwerp of een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de omgeving, in dit geval tot “gamen”.
  • Game-gestuurde attracties: attracties, doe-activiteiten begeleid, gestuurd door een computerspel.
  • Gamen: computerspelletjes spelen.
  • Gametechnologie: de systematische en praktische toepassing van kennis met betrekking op gamen.
  • Geschiedvervalsing (“Commerciële games zijn vaak geschiedvervalsing”): de term die wordt gebruikt om aan te duiden dat historici (of anderen) het verloop van historische gebeurtenissen opzettelijk anders beschrijven of hebben beschreven dan hoe die in de werkelijkheid zijn gebeurd.
  • Gesimuleerde museale praktijksituatie: nabootsen van hoe het eraan toegaat in een museum, hoe een tentoonstelling opgebouwd wordt.
  • Gesloten opdracht: Een gestructureerde opdracht waarin duidelijk vermeld staat wat gezocht moet worden. Vaak is hierbij slechts één aanpak mogelijk.
  • Gimmick: een truc, kunstgreep, kneep, handigheid.
  • GPS: plaatsbepalingstechnologie. Het GPS-toestel staat in verbinding met satelieten en laat de gebruiken toe zijn/haar plaats te bepalen en routes uit te stippelen en volgen.
  • GPS-wandeling: wandeling met GPS. De wandelaar moet de route volgen/vinden door gebruik te maken van de GPS.

top

H

  • High-tech-ICT: Spitstechnologie of hightech (afkorting van high technology) is een uitdrukking voor geavanceerde technologie. Hightechproducten of -diensten zijn meestal zeer geavanceerd en in zekere zin ook uitermate complex.
  • Hotspots: (wifi) een draadloos internet aansluitpunt. Leveranciers van hotspots zijn bijvoorbeeld KPN en T-mobile.
  • Hyves: een Nederlandse online community.

top

I

  • Ict-coördinator: Een leerkracht die volledig of gedeeltelijk vrijgesteld is van het lesgeven om ict-toepassingen in de school te begeleiden.
  • iDTV: interactieve digitale televisie Vlaanderen
  • Informeel: niet-vormelijk, niet-deftig; niet-officieel
  • Immersion: Volledig opgaan in iets (bijvoorbeeld in een spel zodat opdrachten die normaal enige reserve oproepen toch gedaan worden in de context van het spel.)
  • Informatiebron: Een verzameling gegevens.
  • Informatie- en Communicatietechnologie (ICT): is een vakgebied dat zich met informatiesystemen, telecommunicatie en computers bezighoudt. Hieronder valt het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites. Ook het onderhouden van computers en programmatuur en het schrijven van administratieve software valt hieronder. Vaak gebeurt dit in een bedrijfskundige context.
  • Inloggen: zich aanmelden als gebruiker van een netwerk: bij het inloggen moet u meestal uw naam en wachtwoord intikken.
  • Innovatief: vernieuwend
  • Instructie: Richtlijn/uitleg voor een uit te voeren handeling.
  • Integreren: In het geheel doen opgaan, tot een eenheid maken/worden.
  • Interactie: wisselwerking.
  • Interactieve documentatie: onderling samenwerkend documentatie opbouwen.
  • Interactieve spellen: onderling samenwerkend: een computerspel dat vragen stelt aan de gebruiker, waarop deze moet antwoorden of er een gedrag moet voor stellen.
  • Interface: een intermediair waarmee twee systemen met elkaar communiceren. Mens en machine kunnen (nog) niet zonder problemen met elkaar communiceren. Zo is de informatie die voor een mens begrijpelijk is (bijvoorbeeld woorden en beelden) niet hetzelfde als de informatie van bijvoorbeeld een computer (enen en nullen). Hier hebben ze een interface voor nodig. Een interface zet informatie van het ene systeem om in begrijpelijke en herkenbare informatie van een ander systeem. De keuze van het woord ‘systeem’ laat al zien dat interface niet alleen geldt voor mens-computer communicatie. Zo is er ook een interface nodig voor communicatie tussen twee computeronderdelen. Maar ook soms tussen twee mensen. Mensen die niet dezelfde taal spreken maken bijvoorbeeld gebruik van een tolk. Ook buiten de computerwereld zijn interfaces overal te vinden.
  • iPOD: Apple heeft sinds de succesvolle introductie van de iMAC al zijn consumenten producten het voorvoegsel "i" gegeven. de i staat voor zoiets als internet, indicicueel of interactief. Apple is hiernooit duidelijk over geweest. POD is engels voor "dop" als in de dop van bijvoorbeeld een walnoot of anderomhulsel voor zaden. Een iPOD is een draagbaar muziek en mediaspeler. Een iPOD is niet oplaadbaar. Apple is een Amerikaans computerbedrijf.
  • ITIL: Information Technology Infrastructure Library, meestal afgekort tot ITIL, is ontwikkeld als een referentiekader voor het inrichten van de beheerprocessen binnen een ICT-organisatie. ITIL is geen methode maar eerder een set van de beste praktijkoplossingen. Het is vergelijkbaar met de ISO 9000-regulering in de niet-ICT branche, waarbij alle onderdelen van de organisatie zijn beschreven en in een bepaalde hiërarchie qua bevoegdheid/verantwoordelijkheid zijn gerangschikt.

top

J

top

K

  • Kennisverwerving: De activiteit van het verwerven/onthouden van nieuwe informatie en vaardigheden. Kennisverwerving vereist een specifieke kennis, ervaring en vaardigheid.

top

L

  • Laptops: Draagbare computer.
  • Lay-out: De opmaak, hoe een ontwerp er visueel uitziet: Lettertype, illustraties, structuur, …
  • Leerdoelen: de leerdoelen geven richting aan het leren. Ze geven aan wat men op vlak van het leren wil bereiken binnen een bepaalde termijn.
  • Leeromgeving: Het geheel van maatregelen, materialen, begeledingsvormen die omstandigheden creëren waarin we kunnen leren.
  • Leerwinst: De vooruitgang die een leerling gedurende een bepaalde periode maakt.
  • Licentiekosten: Patent, verlof; vergunning(sbewijs)

top

M

  • Macroniveau: In het onderwijs betreft het de relaties van de school met instanties buiten de school: organisaties, beleidsorganen, visieontwikkelaars, innovatiedeskundigen, …
  • MKB: is een in Nederland gebruikte afkorting voor Midden- en Kleinbedrijf. De term in Vlaanderen voor MKB is KMO (Kleine of Middelgrote Onderneming). Met MKB bedoelt men in het algemeen ondernemingen tot 250 werknemers.
  • Mediascape: een verzameling van locatiegebonden beelden, teksten en geluiden die als een ‘laag’ over de echte wereld komen te liggen.
  • Microniveau: Op het niveau van het lesgeven en begeleiden van individuele leerprocessen met aandacht voor de leerkracht, de lerende, de context en de leeractiviteiten.
  • M-learning: mobiel leren. Leren door middel van mobiele apparaten zoals GPS, mobiele telefoon, laptop, PDA, smartphones…
  • Mobiel apparaat: een apparaat dat draagbaar en verplaatsbaar is.
  • MP3: Afkorting voor MPEG-layer 3. MPEG = afkorting van: motion pictures group. Het is een manier om geluid te comprimeren en is dus een broncodering techniek. Veel gebruikte afkorting is dus MP3
  • Multimediale virtuositeit : Multimedia : voor computertoepassingen waarin verschillende media worden gebruikt. In deze context zijn media geluid (bijv. muziek in een mp3- of MIDI-bestandsformaat), stilstaand (bijv. foto's) en bewegend (bijv. animaties of video) beeld, andere informatie (bijv. tekst), alsook invoermedia als toetsenbord, aanraakscherm, joystick, MIDI-klavier enz..Virtuositeit: uitmuntendheid, uitzonderlijkheid
  • Museale interactiespellen : interactiespellen (zie interactieve spellen) in een museum.
  • My space:is een online community waar je in contact kunt komen met vrienden een tegenhanger van facebook.

top

N

  • Navigeren: De kunst om te komen daar waar je wil door het uitstippelen/volgen van een (geplande) route. Hierbij is het belangrijk zowel je eigen positie als het doel te kennen.
  • Navigatiemiddelen: middelen om te navigeren. Bijvoorbeeld een kompas, GPS.
  • Nickname: zelf gekozen bijnaam. AAngenomen naam waaronder men zich bekend maakt in bijvoorbeeld chatrooms of forums

top

O

  • Open opdracht: Een ongestructureerde opdracht waarbij er meerdere mogelijkheden zijn voor aanpak en eindresultaat. Vaak een vage opdracht waarmee men alle kanten uitkan. Het biedt de kans om een eigen methode aan te wenden.

top

P

  • Participatie: deelname
  • PDA: Personal Digital Assistant. Soort minicomputer wat computer-, telefonie-, fax- en netwerkfuncties combineert.
  • Pilot: proefversie
  • Pocket PC: Een PDA die Microsoft-software gebruikt.
  • Podcastingt: De term podcasting is een samentrekking van iPod, de draagbare MP3-speler van Apple, en broadcasting. Deze technologie is niet alleen bruikbaar met de iPod. Podcasting is in feite voor een systeem waarin podcasters audio(MP3)-bestanden met discussies, radioshows, muziekprogramma's, beschikbaar stellen via Internet.
  • Procesbegeleiding: Het begeleiden van leerlingen bij het tot stand komen en verbeteren van een het leerproces.

top

Q

top

R

  • Randvoorwaarden: Voorwaarden waaraan voldaan moet zijn vooraleer men aan het eigenlijke project/werk kan beginnen.
  • Return on investment: Geeft de verhouding tussen het rendement en de investering aan. Indien de investering een verlies oplevert dan is de R.O.I. een negatief getal. Een alternatieve omschrijving is Rate of Return. (Ook komen de afkortingen R.O.I. en ROI voor. R.O.I. is volgens de spellingregels (2005) juist als men uitspreekt: "return on investment"; bij ROI hoort de uitspraak "er-oo-ie".)

top

S

  • Saba: Een bedrijf dat tools levert voor de e-learning sector.
  • Samplen: sample komt uit het Engels en betekent voorbeeldexemplaar, steekproef of monster. Als zodanig wordt de term gebruikt bij digitale signaalbemonstering en in de context van digitale muziekinstrumenten.
  • Satellietbeeld: Een computerbeeld dat gemaakt is vanuit een satelliet. Je kunt er water, land, steden en heuvels op herkennen.
  • Scannen: Het inlezen van een document of plaatje door een scanner zodat het op de computer bewerkt kan worden. Een tekst scannen betekent ook wel diagonaal lezen: Eerst snel de tekst doorlezen om steekwoorden of bepaalde informatie te vinden om vervolgens de gewenste alinea’s aandachtiger te bekijken.
  • Scheve verdeling: Wijst in de statistiek op de maat voor asymmetrie.
  • Selecteren: Het markeren van gegevens/een tekst op het scherm om een bewerking uit te voeren.
  • Sensor: of 'voeler' is een kunstmatige uitvoering van iets dat in de biologie een zintuig heet. De meeste sensoren zijn elektrisch of mechanisch uitgevoerd, softwarematige en 'virtuele' sensoren zijn ook mogelijk. Met een sensor neemt een machine de omgeving waar of er kan informatie mee verzameld worden waarmee processen in industrie en informatica bestuurd kunnen worden. Een sensor meet een natuurkundige grootheid. Sensoren zetten een elektrisch of niet-elektrisch signaal om in een elektrisch signaal voor verdere bewerking, bijvoorbeeld naar een PLC of DCS of een PC. De niet-elektrische signalen liggen in de volgende signaal-domeinen: straling, mechanisch zoals druk, thermisch (warmte), magnetisch, chemisch.
  • Setting: is de context en de locatie waarin het spel plaats vindt
  • Simulatie: Nabootsen van een situatie/omgeving
  • Situatiespecifieke context:
  • Smartphones: Kan als telefoon en/of PDA gebruikt worden. De smartphone bevat o.a. extra's zoals een groot scherm, agendafunctie, de mogelijkheid om e-mails te versturen, muziek te beluisteren, foto's te trekken, soms bestaat de mogelijkheid om te navigeren door middel van een ingebouwde GPS.
  • Social software: Dit zijn applicaties waar mensen via Internet elkaar kunnen "ontmoeten", met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Social software wordt steeds vaker ingezet voor leerdoeleinden.
  • Standaarddeviatie: De standaardafwijking, een begrip uit de statistiek, een maat voor de spreiding van de variabele.
  • Statistische analyse: Onderzoek dat gepaard gaat met het verzamelen, bewerken, interpreteren en presenteren van gegevens (statistiek).
  • Storyboard: een storyboard is de leiddraad voor het verhaal (of het spel). Het deelt het verhaal op in scenes zodat van daaruit het eigenlijk spel kan gemaakt worden.
  • Streaming media: de verzamelterm voor de technologie om audio en video rechtstreeks via computernetwerken(zoals het internet) te distribueren. Voorbeelden zijn live televisie en live radio via internet, webcams, maar ook Video on Demand en webvideo. Bij streaming media hoeft het mediabestand niet eerst gedownload te worden, maar kan de media vrijwel onmiddellijk afgespeeld worden. Bij streaming media is er dus ook nooit een compleet mediabestand bij de gebruiker aanwezig, hierdoor is het eenvoudiger de auteursrechten van een dergelijk bestand te handhaven.
  • Sum Total: Een (beursgenoteerd) bedrijf dat organisaties helpt bij het beheren, motiveren en ontwikkelen van hun real-world business.

top

T

  • Technologie: de systematische en praktische toepassing van kennis.
  • Transfer: overzetten (van gegevens)
  • Trial and error: Een manier om iets bij te leren of om een oplossing te vinden. De term probeerhandeling en de uitdrukking leren met vallen en opstaan drukken ongeveer hetzelfde uit.

top

U

  • Url: Universal resource locator, internetpagina-adres
  • UMTS: Universal Mobile Telecommunications Service. Dit is een technologie die aanzien wordt als de 3de generatie (36) voor het verzenden en ontvangen van data of spraak. Daarbij kunnen snelheden (tot 2 Mbits) gehaald worden die veel hoger liggen dan die bij het huidige gsm-systeem.

top

V

  • Veldwerkcursus: leren op het 'veld'. Ter plaatse leren. Leren in authentieke context.
  • Videophone: telefoon die zowel audio als video-elementen ondersteunt.
  • Virtuele gemeenschap: internetgemeenschap of online gemeenschap, een groep mensen die communiceren en/of samenwerken, met behulp van vooral het internet of een andere informatietechnologie, in plaats van elkaar in levenden lijve te ontmoeten. In het Nederlands taalgebied wordt de term gemeenschap ook regelmatig vervangen door de Engelse vertaling community (meervoud: communities).
  • Virtuele kamer: een schijnbaar aanwezige ruimte; een nabootsing van een fysieke omgeving op een computer of internet.
  • Virtuele wereld of Virtual reality (afgekort: VR) : beschrijft een omgeving die gesimuleerd is door een computer. De meeste virtual reality omgevingen zijn voornamelijk visueel; hetzij via een computer scherm, hetzij via speciale stereoscopische brillen. Sommige vr-omgevingen bevatten ook geluid. Doorgaans kunnen gebruikers interactie hebben met de vr-omgeving. Soms gewoon via een keyboard, maar er is ook speciale randapparatuur zoals headmounted display afgekort hmd, de dataglove of cybergloves en de spacemouse voor dit doeleinde. De gesimuleerde omgeving kan lijken op een omgeving uit de werkelijkheid, bijvoorbeeld bij piloottrainingen in vr, maar het kan ook totaal anders zijn, bijvoorbeeld bij het manipuleren van 'virtueel' DNA via virtual reality. VR heeft ook een geheel eigen abstracte verbeeldingstaal, die gecreëerd wordt in de digitale ruimte; cyberspace.
  • Video streaming: een techniek waarbij bewegend beeld via internet direct op uw computerscherm verschijnt ; meestal wordt ook geluid meegestuurd. Dit gebeurt zonder dat de weergave wordt onderbroken door downloaden. Dit videomateriaal (de 'stream') kan live zijn, maar dat hoeft niet. Het kan ook gaan om een eerder opgenomen film. Het uitzenden van gearchiveerd beeld- of geluidsmateriaal heet on-demand streamen.
  • Virtueel samenwerken: Via het internet of intranet delen van applicaties zoals PowerPoint, Excell of andere PC applicaties om de samenwerking tussen uw medewerkers te bevorderen.

top

W

  • Webconferencing: idem 'virtueel samenwerken'
  • Weblog: Een weblog kun je omschrijven als een soort logboek op Internet waar een auteur (of meerdere auteurs) schrijft over wat hem of haar bezighoudt. Vaak gaat dat om een bepaald onderwerp (zoals ICT in het onderwijs), maar een weblog kan ook over verschillende onderwerpen gaan. Een weblog is meestal vrij toegankelijk, maar kan ook beveiligd zijn met een wachtwoord. Bezoekers van een weblog kunnen dikwijls ook reageren op berichten van de "blogger" (de auteur van de weblog). Docenten/opleiders kunnen weblogs gebruiken om informatie aan studenten/cursisten te verstrekken en om discussie over onderwerpen te stimuleren. Ook kunnen studenten/cursisten als opdracht een weblog bijhouden.
  • Website: webstek of web site (afgeleid van het woord wereldwijde web) is een verzameling samenhangende webpagina's met mogelijk andere data, zoals afbeeldingen en video's, die gehost worden op een of meerdere webservers en meestal toegankelijk zijn via het Internet. Een webpagina is een document, typisch geschreven in (X)HTML dat vrijwel altijd beschikbaar is via HTTP, een protocol waarmee een webserver communiceert met een cliënt (meestal de webbrowser van een gebruiker). Een webbrowser vertaalt het HTTP bericht in bruikbare informatie voor de gebruiker zoals het tonen van een webpagina. Alle publiek toegankelijke websites worden over het algemeen collectief benoemd als het "wereldwijde web" wat weer een deel van een bepaalde laag van het Internet vormt. Een kern eigenschap van het wereldwijde web vormt de hyperlink, een deel van het concept Hypertext, hiermee kan een gebruiker direct naar een specifieke tekst of ander digitale entiteit doorspringen. De webpagina's van een website zijn meestal toegankelijk via een specifieke node (URI). Vaak wordt deze specifieke startnode de homepage genoemd.
  • Webquest: Gestructureerde zoekopdrachten op het internet. Ze hebben tot doel leerlingen op een gestructureerde manier te leren omgaan met bronnen op het net.
  • Werkplekleren: Leren op de plaats waar men werkt
  • Wifi: Wifi betekent Wireless Fidelity. Dit is een certificatielabel (een soort 'logo') voor draadloze datanetwerkproducten, die werken volgens een internationale standaard.
  • Wiki: De term komt van het Hawiaans "wiki wiki "en betekent snel, vlug of beweeglijk. Het is een internettoepassing waarmee een groep mensen samen kunnen werken aan internetpagina's. De inhoud wordt onmiddellijk gepubliceerd, zonder dat een redactie dit nog moet accepteren. Een Wiki kan worden gebruikt om samen teksten te schrijven. Een bekend voorbeeld is wikipedia.
  • Woordmuur: Een overzichtelijk geheel van behandelde themawoorden.
  • Workshop: studiemethode die praktijk met theorie combineert. Meestal in 1 of meerdere sessies gegeven. Specifiek gericht naar praktijktoepassing.

top

X

top

Y

top

Z

  • Zelfstudie: Onderwijs zonder de hulp van een leraar. Deze zet hooguit de leerlijnen uit en zorgt dat de doelen worden behaald. Men moet hierbij voornamelijk denken aan de studie uit boeken, tijdschriften en dergelijke.
  • Zoekprogramma: Een hulpprogramma waarmee je op je harde schijf, cd, dvd en/of het web naar informatie zoekt.
  • Zoekterm: Datgene dat men invoert in het zoekveld van een zoekmachine. De zoekterm kan uit één of meerdere woorden bestaan

top

Niet gevonden wat je zocht?

Probeer hier:


top

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License